“Voorheen hadden we een eigen huisvestingsmedewerker die langs alle gebouwen ging en de regio goed kende”, blikt Lia terug. Maar onderhoud aan 13 gebouwen vraagt specifieke kennis en een brede kijk op de opgave. Dat is eigenlijk niet in één medewerker te verenigen. Dat maakt het heel kwetsbaar.”
Het onderwijs heeft te maken met specifieke regelgeving. Een gebouw ‘even renoveren’ is moeilijk zelf te regelen. Lia: “Wij zijn alleen juridisch eigenaar van de gebouwen. Er moet met veel partijen overlegd worden. We zochten een partner die weet hoe dit spel werkt, zodat wij ons met het onderwijs kunnen bezighouden. Daarom werken we nu met OCS samen. Zij coördineren sinds begin 2018 het beheer en onderhoud en ondersteunt ons bij strategische huisvestingsvraagstukken.”
Lia vertelt dat er in de regio al 15 jaar krimp gaande is door een afname van het geboortecijfer. “Inmiddels lijkt het te stabiliseren. Maar ondertussen kampen we met leegstand in scholen. En leegstand is duur. Ongebruikte vierkante meters moeten verwarmd en schoongemaakt worden. Wij krijgen daar vanuit de overheid geen geld voor.”
“Die kunnen we soms opvullen door verhuur, maar dat is niet makkelijk”, geeft Lia aan. Zo moeten activiteiten vanuit de dorpskernen plaatsvinden in de dorpshuizen. Dat is gemeentelijk beleid. De iPad-club voor senioren mag dus niet in de school een cursus geven. Kinder- en peuteropvang en onderwijsgerelateerde activiteiten mogen wel. “En dat beperkt de mogelijkheden, vertelt Lia. “Gebouwen die 40 jaar of ouder zijn, moeten gerenoveerd worden of vervangen door nieuwbouw. Vanuit een onderwijskundige visie kun je dan kijken wat wenselijk is. Niet alleen qua inrichting, maar ook of je in iedere dorpskern een school wilt houden of voor twee dorpskernen gezamenlijk een nieuw gebouw maakt met kinderopvang en bso. Dat is een lastig gesprek, want standaard wil iedereen dat de lokale school moet blijven. Dat is alleen niet altijd de beste oplossing.”
Peter: “We willen een gesprek over wat het beste is voor de gemeenschap. Naast technische en financiële criteria hebben we met de schooldirecties gekeken wat onderwijskundig het belangrijkste is. Deze criteria hebben we in een model bij elkaar gebracht met een soort puntensysteem. Daar hebben we verschillende scenario’s aan gekoppeld. Bijvoorbeeld: iedere school een nieuw gebouw in de eigen kern, een gezamenlijk nieuwe school op een centrale locatie of een nieuwe, grotere school in één van de kernen. Samen met ouders en andere betrokkenen bespreken we wat zij belangrijk vinden en geven dat een score.”
“Met dat inzicht kunnen we de opgave beter objectiveren”, zegt Peter. “Alle scenario’s en criteria worden besproken en afgewogen. Wat doen we met verschillende onderwijsconcepten? Welke punten geven we aan de criteria? Als je hier samen over praat krijg je een ander soort gesprek.”
“Maar je kunt bijvoorbeeld ook duidelijk maken dat je meer mogelijkheden hebt als de school wat groter is”, vult Lia aan. “Met meer leerkrachten en meer ondersteuning. Als je kinderopvang in de school wilt hebben, dan heb je een bepaalde omvang nodig. Dat kan niet in een school met 60 kinderen. Dat is niet realistisch, hoe graag we dat ook zouden willen. Kwaliteit is niet alleen goed taal- en rekenonderwijs, maar ook een breed onderwijsaanbod waar kinderen recht op hebben, zoals muziek, beweging en techniek.”